Pieter Jan Lammers, 01-05-2022
De wilgen zijn geknot. Hun bleke stompen kronen hun kale kop. Noeste arbeid is gedaan. Soortgenoten verderop hebben hun jubelende tenen als lange stekels opgezet. Gesnoeide doornstruwelen omkaderen de kale akkers en volgen een golvende lijn. Er zit al leven in de takken. Frisgroen lopen de knoppen uit. Het is wachten op de roodborsttapuit. Ook de geelgors zal hier zijn geluk gaan vinden. In de houtwallen bloesemt het overdadig wit van de sleedoorn. Alles lijkt ervan doordrongen. Overal gonst en zingt het. De lente is nu echt begonnen.