In de zomermaanden schilderden de kunstenaars van de Oosterbeekse en Haagse school het liefst in de vrije natuur, oftewel 'plein- air'. Industrieel gefabriceerde verf in makkelijk mee te nemen tubes maakte het vanaf de 19de eeuw mogelijk om naast tekeningen ook snelle studies in aquarel of olieverf te maken. Dit resulteerde in zowel simpele compositieschetsen als uitgewerkte detailstudies van bomen, planten en vee. Notities over compositie en kleur dienden als geheugensteuntje voor in het atelier, waar de schilders hun schilderijen uitwerkten.